De Nederlandse hightechindustrie bloeit volop en is de afgelopen twintig jaar twee maal zo snel gegroeid als de gehele Nederlandse economie. Nederlandse toeleveranciers voor de hightechsector profiteerden echter relatief beperkt van deze groei, doordat de eindfabrikanten vooral in het buitenland meer zijn gaan inkopen vanwege lagere loonkosten in bijvoorbeeld Oost-Europa. Dat kan de komende jaren veranderen doordat de inzet van de nieuwste technologie en specifieke kennis belangrijker wordt dan lage loonkosten.
De Nederlandse hightechindustrie is een belangrijke groeimotor van de economie. Ten opzichte van het begin van de eeuw is de sector 50% groter. De totale economie groeide in die periode met een kwart. Succesverhalen zijn onder meer de chipmachines van ASML, melkrobots van Lely, autobandenmachines van VMI Group en MRI-scanners van Philips. Mede door een goede aansluiting op stabiel groeiende eindmarkten, zoals de halfgeleiderindustrie, zorg en agri & food zijn ook de langetermijnperspectieven gunstig.
De Nederlandse toeleverancier verliest het weliswaar op loonkosten, maar kan dit nu in toenemende mate compenseren met de inzet van technologie en kennis.
Toeleveranciers kunnen hun kennis, bijvoorbeeld over de maakbaarheid van deze complexe eindproducten, steeds meer te gelde maken. Loonkosten worden daarmee als concurrentiefactor steeds minder dominant.
Bron: ING Economisch Bureau