Stel je voor: een robotarm die schildert, een lichtinstallatie die met je meebeweegt of een brug die meer wegheeft van een sculptuur dan een constructie. Kunst en techniek lijken misschien verschillende werelden, maar tegenwoordig raken ze steeds vaker met elkaar verweven. Engineering vindt langzaamaan zijn plek in het museum, en kunstenaars duiken de werkplaats in. Maar dat roept vragen op: Is het nog wel kunst als er technologie bij komt kijken? Of is engineering zelf eigenlijk al een vorm van kunst?
Nieuwe kunstvormen dankzij techniek
Kunstenaars maken vandaag de dag volop gebruik van technologie als verlengstuk van hun creativiteit. Denk aan interactieve installaties die reageren op beweging, aanraking of zelfs emoties. In de bekende Rain Room kunnen bezoekers dankzij een netwerk van sensoren en slimme waterregeling door een regenbui lopen zonder nat te worden.
Dichter bij huis heeft Daan Roosegaarde met zijn Waterlicht-installatie een hele polder onder een virtuele zee van licht gezet. Zoals (bijna) elke vorm had hij hier een reden voor; hij wilde met behulp van zijn kunstwerk het gesprek over klimaatverandering aanwakkeren.
Een ander sprekend voorbeeld is Can’t Help Myself van Sun Yuan en Peng Yu. In dit werk veegt een industriële robotarm eindeloos een rode vloeistof bij elkaar. Het lijkt functioneel, maar het voelt tragisch aan: de robot lijkt moe, uitgeput, bijna menselijk. De taak die hij moet uitvoeren is eindeloos en onmogelijk – een strijd die hij nooit wint. Volgens de kunstenaars is het een confronterende metafoor voor het leven zelf.
Kunst door algoritmes
Wat als de kunstenaar zelf een stuk technologie is? AI maakt het mogelijk. In 2018 werd het AI-portret “Edmond de Belamy” verkocht voor ruim 400.000 dollar. En dan is er Ai-Da – een robotkunstenaar die zelfportretten maakt met een robotarm en camera-ogen. Ze heeft al op meerdere exposities gestaan. Is dat dan nog kunst?
Veel mensen vinden het lastig. Want wie is nu de échte maker? De robot? De programmeur? Of het algoritme zelf? Maar misschien is dat precies de charme van deze nieuwe kunstvormen: ze prikkelen niet alleen het oog, maar ook het gesprek.
Is het nog kunst als je het programmeert?
Elke technologische revolutie in de kunstgeschiedenis bracht twijfel met zich mee. Fotografie werd ooit gezien als ‘valsspelen’. Digitale kunst moest zichzelf jarenlang bewijzen. Nu zijn ze niet meer weg te denken.
Het draait uiteindelijk niet om het gereedschap, maar om de intentie. Als een AI-gegenereerd schilderij je weet te raken, of een robotinstallatie je doet nadenken over de toekomst – waarom zou dat dan geen kunst zijn?
Techniek wordt zo een middel tot expressie, net als verf of klei dat ooit was.
Engineering als creatieve expressie
Draai de vraag eens om: is een goed ontworpen brug, gebouw of product geen kunstwerk op zich?
Neem de organische architectuur van Zaha Hadid. Haar gebouwen – van het MAXXI Museum in Rome tot het Heydar Aliyev Center in Bakoe – lijken te golven, buigen en stromen als vloeistof. Zulke ontwerpen zijn alleen mogelijk dankzij geavanceerde engineering en slimme materiaaltoepassingen. De complexiteit achter de schermen doet niets af (en draagt zelfs bij!) aan de elegantie aan de buitenkant: techniek wordt hier onzichtbaar in dienst van esthetiek.
Aan de andere kant van het spectrum vind je de kinetische sculpturen van Theo Jansen, die met zijn Strandbeesten juist het technische zichtbaar maakt. Zijn wind-aangedreven creaties van PVC-buizen en tie-wraps bewegen zich sierlijk over het strand, volledig zonder motor of elektronica. De mechanica is onderdeel van de schoonheid.
Beiden bewijzen dat engineering en kunst elkaar niet alleen aanvullen, maar zelfs versterken.
Ook in software en elektronica zie je deze creativiteit terug. Programmeurs die spreken over “mooie code” bedoelen meer dan alleen efficiëntie. Er zitten esthetiek en elegantie in slimme oplossinge. Engineering wordt zo, raar maar waar, een vorm van creatieve expressie.
Een gedeeld canvas
Zowel kunstenaars als engineers beginnen met een idee, een visie, en werken toe naar een eindproduct. Of het nu tastbaar is of niet, vaak raakt, verwondert of helpt het mensen.
In een tijd waarin disciplines steeds meer samensmelten, ontstaan steeds vaker hybride rollen: techneuten met gevoel voor stijl, kunstenaars met verstand van techniek. Denk aan de industrieel ontwerper, die evenveel bezig is met esthetiek als met functionaliteit.
Techniek maakt kunst dynamischer, meeslepender, toegankelijker. En andersom geeft kunst techniek een ziel. Dat geldt ook voor kunst die tot stand komt met behulp van AI. Misschien maakt de AI het beeld, maar als de maker haar inzet met een artistiek doel – en als het werk iets losmaakt bij mensen – dan mag dat wat mij betreft kunst heten. Kunst is tenslotte geen functie van de maker, maar van de betekenis die wij eraan geven.
Dus, is techniek kunst? Of is kunst techniek?
Misschien is het allemaal niet zo zwart-wit. Kunst is kunst, omdat wij dat kunst vinden. Soms is een robotarm, net als een normale arm, gewoon gereedschap. Soms is het een penseel. Maar soms – is het het kunstwerk zelf.
Robert Dilber
Bronnen
- Random Internation – “Rain Room”
- Edward Kim – “Rain Room by Random International”
- Studio Roosegaarde – “Project Waterlicht”
- Anne Larooi – “Waterlicht”
- Guggenheim – “Sun Yuan and Peng Yu, Can’t Help Myself”
- Tom – “Sun Yuan and Peng Yu, Can’t Help Myself (2016)”
- FreeMalaysiaToday – “Human and AI-created artworks: can you tell the difference?”
- LiveScience – “Human-like robot creates creepy self-portraits”
- MiamiBusiness – “Zaha Hadid”
- Ed Jansen – “Animaris Umerus”